Van alle Galliërs zijn de Belgen het dapperst, zo beweerde toch Caesar. En die kon het weten. Dus waarom investeert het Vlaams Agentschap Innoveren en Ondernemen dan in een campagne tegen faalangst?
Zelfs in Caesars tijd vertaalde die moed zich niet in georganiseerd en ambitieus initiatief, waardoor de superieur georganiseerde en aangestuurde Romeinse machine die oude Belgen aftroefde in proactief en agressief initiatief, creatief probleemoplossend vermogen en het autonoom buiten spel zetten van de tegenstanders dankzij gedurfde acties. Laten dat nu net de kwaliteiten zijn van sterk ondernemerschap waaraan we in onze contreien nood hebben.
Slechte score
België scoort historisch slecht op de durf en intentie om te ondernemen, wat mag blijken uit de tweede hoogste faalangstscore van de 29 innovatiegedreven economieën (Global Entrepreneurship Monitor België en Vlaanderen, 2014). Die angst zit bovendien diepgeworteld, zo blijkt ook uit de wereldwijd vijfde hoogste score voor onzekerheidsmijding in ons culturele profiel. Die cultureel bepaalde risicomijding heeft zich ook diep in ons institutionele kader genesteld, met een zesde en achtste hoogste score voor respectievelijk de ervaren druk door belastingen en bureaucratie (Global Entrepreneurship Monitor) en de rigiditeit van de arbeidswetgeving (OESO). Doordat ondernemers zich ook weinig beschermd voelen door de wetgeving rond falen, laten ze niet performante ondernemingen in vergelijking met andere landen lang aanmodderen in plaats van de stekker eruit te trekken.
Welnu, deze risicoaversie blijkt onze zin voor ondernemerschap parten te spelen, met de vijfde laagste ondernemerschapsgraad van de EU 28 tot gevolg (Eurostat, data over 2017). Die lage ondernemerschapsgraad mag je gerust een maatschappelijk probleem noemen. Ondernemerschap is immers fundamenteel voor onze welvaart via jobcreatie en economische groei. In onze studie zien we dan ook dat faalangst een significante impact heeft op zowel de intentie om te ondernemen als op het aantal startende ondernemers.
Omdat faalangst een serieuze rem zet op ondernemerschap en dus ook op de bijhorende welvaartcreatie, nam de Vlaamse overheid initiatief. Midden 2016 lanceerde ze de Failing Forward campagne. Startups.be werd aangeduid als uitvoerder, AMS als evaluator. Nu de nul- en eenmeting bij telkens 1.000 Vlamingen achter de rug is, zetten we in deze blogpost enkele opmerkelijke inzichten en resultaten in de kijker.
Lessen voor een ondernemender ecosysteem?
In de evaluatie werd verder gekeken dan naar faalangst alleen. Drivers, omgevingsfactoren, perceptie van falen en de gevolgen ervan werden mee onder de loep genomen. In vergelijking met de eenmeting, zagen we dit keer wel een licht hogere intentie om te ondernemen. Ook werd de context minder vaak aanzien als rem op het ondernemen. De opportuniteitsstructuur om te ondernemen in Vlaanderen werd dit keer echter als minder positief gezien. Onderstaande grafiek geeft een overzicht van de factoren die als een stimulans dan wel als een hinderpaal voor ondernemerschap worden gezien in het Vlaamse ecosysteem.
5 bevindingen om het Vlaamse ecosysteem te stimuleren
De subtiele effecten in de twee willekeurige steekproeven hierboven zijn echter niet de meest belangwekkende conclusies. Dat is wel het geval voor de verbanden tussen faalangst en de drivers en gevolgen ervan die in beide metingen consistent en significant naar voor kwamen. Die vertellen ons meer over wat er in het ecosysteem rond ondernemerschap in Vlaanderen nog moet worden aangepakt. In de laatste edities van de Global Entrepreneurship Monitor bleek al dat Vlaanderen de hoogste score kreeg voor haar maatregelen ter ondersteuning van ondernemerschap, maar wat betreft onze ondernemerschapscultuur hebben we nog werk. Hieronder volgen onze vijf belangrijkste bevindingen en hoe VLAIO daarop kan tussenkomen in het Vlaamse ecosysteem rond ondernemerschap:
1. De kracht van perceptie
Ten eerste stelden we vast dat faalangst gevoed wordt door een negatieve perceptie ten aanzien van de opportuniteitsstructuur in Vlaanderen en door een sterke gepercipieerde impact van regelgeving, media en financiers. Anderzijds biedt een positief beeld ten aanzien van ondernemers wel tegengewicht. Of zoals Churchill, die als geen ander het belang van perceptie begreep, het samenvatte:
“Some people regard private enterprise as a predatory tiger to be shot. Others look on it as a cow they can milk. Not enough people see it as a healthy horse, pulling a sturdy wagon.”
Om die reden is er nog werk in het naar voor schuiven van rolmodellen. In de afgelopen periode lieten de Faalfolies al ondernemers zien die faalden en het overleefden. In de volgende periode zou ook meer moeten worden ingezet op positieve voorbeelden en hun bijdrage aan het ondernemerschapsklimaat en de welvaart in Vlaanderen. Rolmodellen kunnen zo niet alleen de angst voor falen bijsturen, maar ook potentiële ondernemers inspireren om de stap te zetten.
2. Cruciale ondernemende attitudes
Nog een buffer tegen de negatieve impact van faalangst vormen cruciale ondernemende attitudes die bepalen hoe je in het leven staat, zoals optimisme en risicobereidheid. Die hebben ook een bewezen positief effect op het succes als ondernemer.Om die te ontwikkelen, zijn coaching, training en interactieve workshops de meest gebruikte werkvormen. Wat betreft coaching is er in Vlaanderen nu een basisaanbod bij ondernemersloketten, al is dat eerder gericht op administratieve zaken. Bij de frontoffice van VLAIO kan een ondernemer terecht voor begeleiding naar subsidies toe. Verder kent Vlaanderen een uniek aanbod van loopbaanbegeleidingscheques die een enorme stimulans betekenden voor individuele loopbaancoaching voor werkenden in Vlaanderen. Bij de erkende aanbieders is het specifiek op ondernemers gerichte aanbod nog relatief beperkt. Daar is dus nog ruimte voor de uitbouw van een kwalitatief aanbod dat de uitgebreide aanwezige kennis uit wetenschappelijk onderzoek maar ook uit corporate trainingprogramma’s, kan uitbreiden naar (toekomstige en beginnende) ondernemers.
3. Mentoring
De remedie bij uitstek tegen faalangst is en blijft echter de ervaren steun vanuit de naaste omgeving, en dit vanaf het moment dat ondernemerschap begint te kiemen bij de ondernemer in spe. Omdat niet iedereen kan terugvallen op een ondernemende spirit in de thuisomgeving of het directe netwerk, is mentoring hiervoor een oplossing.Qua mentoring zijn spelers als Voka en UNIZO, de diverse acceleratieprogramma’s en zelfs financiers of bijvoorbeeld het Business Angel Netwerk Vlaanderen actief in de latere fasen van het ondernemerschap. De rol van een ondersteunende naaste omgeving speelt echter al veel vroeger in de levenscyclus van een ondernemer. Het creëren van een stimulerende omgeving die ondernemers vroeg in het traject inspireert en omkadert, mist nog coaches en mentortracks die bekrachtigen dat de keuze voor ondernemerschap een zinvolle keuze is. Een bijzondere rol is daarin weggelegd voor het onderwijs.
Binnen het hoger onderwijs wordt sinds 2014 in groeiende mate werk gemaakt van studentondernemerschap, via aangepaste statuten student-ondernemer, via ondernemerschapscursussen en via steun aan incubatoren en netwerken als Sinc. Sowieso scoren hoger opgeleiden beter op ondernemersattitudes als proactiviteit en een positief beeld ten aanzien van ondernemers, al zien ze tegelijk meer beren op de weg wat betreft externe invloeden op hun kansen als ondernemer. Ook ondernemerschapswedstrijden als die van Vlajo en Bizidee doen ingang vinden voor een loopbaankeuze als ondernemer. Een verdere maatregel om dat bewustzijn te doen groeien bij ouders, is het centraler plaatsen van ondernemerschap in de eindtermen van het onderwijs. Sinds september 2019 werd ondernemingszin opgenomen als vakoverschrijdende eindterm, met als doel het aanleren van ondernemerschap, meer bepaald creativiteit, innovatie, zelfsturing en het nemen van risico’s, als een belangrijke vaardigheid. Als ondernemerschap effectief wordt aangebracht en getoetst als een noodzakelijke kennis- en vaardigheidsvoorwaarde om te slagen, dan is dit een belangrijke stap in de legitimering van ondernemerschap in de naaste omgeving van ondernemers in spe.
4. Vrouwelijke ondernemers
Tenslotte zijn er nog twee groepen die bijzondere aandacht verdienen. De eerste daarvan zijn vrouwen. Vrouwen vertonen een significant lagere intentie en voorkeur voor ondernemerschap. Hun hogere faalangst en negatievere kijk op de opportuniteitsstructuur in Vlaanderen zou hieraan ten gronde kunnen liggen. Vrouwen geven echter ook aan zich minder gesteund te voelen door de naaste omgeving in hun keuze voor ondernemerschap. En laat dit nu net de sterkste factor zijn in het beperken van faalangst. Daarom zijn bovenstaande maatregelen omtrent coaching en mentoring des te belangrijker bij vrouwen.
Wanneer we kijken naar het eigenlijke ondernemerschap bij vrouwen, zien we met 30% een lagere ratio van vrouwen die ondernemen. Gezien dit cijfer parallel loopt met de keuze voor bijvoorbeeld een deeltijdse loopbaan, ligt er mogelijk een combinatie van voorkeuren en familiale rolstructuren aan de basis, waarop mentoring weinig impact kan hebben. Wanneer we echter kijken naar ambitieus ondernemerschap, blijkt er wel degelijk een nood aan gerichte maatregelen. Zo blijken ook de ondernemende vrouwen minder ambitieus en meer risicoavers dan hun mannelijke tegenhangers. In het ambitieuzere segment van de tech-ondernemers zijn vrouwen slechts vertegenwoordigd in 7% van alle oprichtersteams. Naast het verbeteren van de toeleiding van meisjes naar STEM-richtingen, blijkt uit onze studie ook dat er op de attitudes en mindset moet worden ingegrepen. Een gebrek aan vrouwen met technologische kennis is immers niet de enige verklaring voor hun ondervertegenwoordiging in tech start-ups. Een lagere economische groeiambitie en risicoappetijt moeten ook worden aangepakt. Omdat ook ondernemersnetwerken wel eens gezien worden als ‘old boys’ clubs’, wordt ook meer en meer ingezet op netwerkinitiatieven voor vrouwen en zelfs specifieke financieringsnetwerken als We Are Jane. Binnen deze netwerken wordt echter best nog meer ingezet op vrouwelijke rolmodellen die een mentorrol opnemen voor vrouwelijke ondernemers met potentieel.
De meest geschikte plaats hiervoor in de levenscyclus van vrouwelijke ondernemers is in de stap vanaf de identificatie van een ondernemingsidee met groeipotentieel tot aan de beschikbare acceleratieprogramma’s, waarin nog meer themaspecifieke mentoring voorzien wordt. Dit kan een plaats krijgen in bijvoorbeeld studentondernemerschapsprogramma’s in het hoger onderwijs, maar er is nog meer nood aan initiatieven voor het merendeel van ondernemers die op latere leeftijd opstarten. Zo zijn er al netwerken van vrouwelijke ondernemers, maar daar zien we vooralsnog weinig focus op het stimuleren van snelle groei en de juiste attitudes daarvoor. Vrouwelijke ondernemers met een schaalbaar ondernemingsidee krijgen dan ook de raad om dit aan te melden bij de frontoffice van VLAIO, die samen met partners zoals Voka kan doorverwijzen naar de meest gepaste mentoring.
5. Maak gebruik van de gretigheid van jongeren en de ervaring van senioren
Een tweede groep die opviel in onze analyses, was gebaseerd op de leeftijdscategorieën. Daar zien we ten eerste een opvallend lichtpunt voor de toekomst. Zo blijkt de jongste doelgroep, tot 25 jaar, significant minder last te hebben van onze risicoaverse, niet ondernemingsgezinde cultuur in Vlaanderen. De jongeren vallen ook op door hun beduidend positievere perceptie van falen als een leeropportuniteit eerder dan een levensbepalend bankroet.De oudere generaties daarentegen, met name die vanaf 55 jaar, vinden dan weer beter hun weg door het Belgische institutionele kluwen en hebben daarom een positiever beeld van de opportuniteitsstructuur. Alhoewel ze zelf een lagere intentie hebben om te ondernemen, hebben 55+’ers minder angst om te falen en risico’s te nemen. Zo zien we bijvoorbeeld ook bij het Business Angels Netwerk Vlaanderen dat de oudere garde wel mee wil ondernemen in tweede lijn met de ondernemers. Nu ligt daar heel sterk de focus op het bieden van financiering, maar ook diegenen die niet zelf ondernemen hebben vaak interessant advies te bieden vanuit hun professionele en institutionele ervaring. Hier zit dus nog een onbenut en niet gemobiliseerd potentieel om ondernemers te adviseren met betrekking tot operationele en institutionele uitdagingen die ze kunnen tegenkomen. Het inschakelen van ondernemingsgezinde ‘jaggers’ als mentor maakt dat jonge ondernemers van hun ervaring kunnen profiteren om wegwijs te geraken in zowel interne processen als de institutionele en marktomgeving. Het biedt voor de ‘jaggers’ ook een interessant alternatief op vervroegde pensionering of gedwongen werkloosheid in een arbeidsmarkt waarin we met z’n allen steeds langer, meer onafgebroken en digitaal op zoek moeten naar betekenisvol en werkbaar werk.