Arbeidssocioloog, HR-expert en professor aan Antwerp Management School Peggy De Prins geeft in een interview aan Zorgnet duidelijk aan wat voor verandering er gaande is in de gezondheidszorg. Hoe de huidige crisis het belang van de zorgsector meer in de verf heeft gezet en hoe we de initiële woede kunnen transformeren naar trots.
Wat is uw kijk op de beleidsaanbevelingen van Zorgnet-Icuro?
De beleidsaanbevelingen van Zorgnet-Icuro vertrekken vanuit een aantal positieve lessen uit de coronacrisis zoals het verhoogd solidariteitsgevoel en de spontane samenwerking tussen zorgaanbieders. Van daaruit worden voorstellen geformuleerd die de ontstane positieve vibe en maatschappelijke waardering voor de sector kunnen verduurzamen en consolideren. Ik juich die waarderende aanpak sterk toe.
De crisis heeft ons bijzonder veel geleerd over het belang van de zorgsector in onze maatschappij. We mogen trots zijn dat ons zorgpersoneel en het management van de voorzieningen de crisis op zo’n moedige manier hebben aangepakt. Dat gevoel moeten we vandaag aangrijpen om onze sector substantieel te versterken.
De crisis heeft ook het belang van volksgezondheid nog eens in de verf gezet, vanuit menselijk en organisatorisch perspectief. Ik heb de afgelopen periode heel wat HR-managers gesproken, bij wie de eerste zorg de gezondheid van hun werknemers zelf was. Zonder gezonde werknemers immers geen optimale personeelsbezetting, wel (nog) meer werkdruk en werkstress voor de collega’s die overblijven.
Wat zijn voor u de belangrijkste hefbomen voor een transformatie van de gezondheidszorg?
Samengevat in een aantal kernwoorden gaat het om de klassiekers zoals ‘meer middelen, meer mensen’, maar ook om nieuwere ambities zoals ‘meer innovatie, meer samenwerking en meer professionalisering’. Bij personeel moeten we durven streven naar een én-én-verhaal. Het ‘boter bij de vis’-verhaal dat we vanuit de witte woede-beweging al langer kennen in combinatie met een ander, nieuwer verhaal, nl. dat van witte trots. Ik denk dat we als sector het maatschappelijk applaus moeten durven ontvangen en verzilveren. Een sterk en positief imago opbouwen start door te waarderen wat wél goed loopt en waarop we wél trots kunnen zijn. Veel van de zorginstellingen die ik ken, zijn bij uitstek waardegedreven organisaties, geen winstmachines. Ook een job in de zorg is zinvol en zingevend, levensreddend zelfs, zo bleek tijdens deze crisis. Heel anders dan wat we soms als bullshit jobs bestempelen: jobs die misschien wel goed betaald zijn, maar die als zinloos en als onnuttig worden ervaren. Als we die boodschap op een juiste manier verpakken, kunnen we daarmee niet alleen onze jongeren, maar ook de tweede-carrière-zoekers aanspreken.
“Als sector moeten we het maatschappelijk applaus durven ontvangen en verzilveren. Een sterk en positief imago opbouwen start door te waarderen van wat wél goed loopt.”
Ik ben ervan overtuigd dat we in een mindset van witte trots ook meer ruimte moeten kunnen vinden om te investeren in sociale innovatie. Denk bijvoorbeeld aan het pleidooi voor kleinschaligheid in de woonzorgcentra. In zo’n kleinschalig team is een zorgkundige niet bezig met het afvinken van een anoniem takenlijstje, maar met het verlenen van warme en gepersonaliseerde zorg. Daarnaast zie ik veel potentieel in samenwerking tussen voorzieningen binnen netwerken op vlak van bijvoorbeeld personeelsbeleid. Zorgprofessionals, die net zoals tijdens de crisisperiode, elkaar spontaan bijstaan over de grenzen van de eigen zorginstelling heen. Daarin zit veel toekomstmuziek. Interne mobiliteit binnen de instelling, maar ook ruimer binnen een netwerk, zou op die manier veel meer dan nu regel dan uitzondering kunnen worden.
Verder zie ik ook een verdere professionalisering van het management als een belangrijke, complementaire hefboom. De sector heeft bekwame directies en middenkaders nodig, die de spreidstand tussen efficiëntie en menselijkheid op een slimme en duurzame manier kunnen dichten. Daarover systematisch kennis delen én opbouwen beschouw ik als een belangrijke en blijvende to do.
Wat is uw belangrijkste boodschap voor de regering?
Evolueer van een besparingsdiscours naar een investeringsdiscours voor het zorgpersoneel, met als dubbel doel: een versterking van de slagvaardigheid én de werkbaarheid in de sector. Beide gaan samen, het zijn communicerende vaten. Lonen in de sector moeten extern competitief en intern billijk worden. De werkdruk moet systematisch worden verlaagd. Daarvoor zijn zeker meer handen nodig, maar dat niet alleen.
Meer dialoog en een sterk vertrouwensklimaat zijn even essentieel. We moeten dringend af van het idee dat werkdruk enkel kwantitatief beïnvloedbaar is. Onlangs las ik een mooi initiatief waarbij bestaande kledij van bewoners in een woonzorgcentrum op een creatieve manier werd aangepast. Bewoners konden daardoor makkelijker worden omgekleed en behielden tegelijkertijd hun persoonlijke stijl. Voor de verzorgenden kwam er daardoor meer tijd vrij voor een praatje. Dat soort micro-initiatieven promoten en ondersteunen kan werkdruk structureel mee oplossen.
Wat ziet u als de grootste hinderpaal om uw voorstel in de praktijk te brengen?
Een blijvende en structurele krapte op de arbeidsmarkt. We moeten het arbeidspotentieel dat vandaag aanwezig is op de arbeidsmarkt, definitief over de streep kunnen trekken. Niet enkel door te bouwen aan een sterk imago en een stevige employer brand, maar ook door blijvend in te zetten op een warm en duurzaam werkklimaat. Mensen met affiniteit moeten we immers niet enkel verleiden, maar ook in de zorg houden. Daarbij is een persoonlijke aanpak belangrijk. Opvallend is dat niet enkel zorgvragers, maar ook de zorgaanbieders vandaag meer en meer ‘maatwerk’ op prijs stellen. Een gepersonaliseerde job en werkomgeving waar rekening wordt gehouden met de eigen, unieke individuele sterktes en behoeften.
Bronartikel: https://zorgwijzermagazine.be/zorgorganisatie/van-witte-woede-naar-witte-trots/