NL

De loonkloof, wat is dat precies?

Human Resources

De loonkloof, wat is dat precies? De meest eenvoudige uitleg is dat het cijfer (meestal voor een land of regio) weergeeft hoeveel procent werkende vrouwen gemiddeld gezien minder verdienen ten opzichte van de werkende mannen.

Dit lijkt een eenvoudige berekening, waarom worden er dan toch zo veel verschillende cijfers gerapporteerd in de media?

Ter illustratie: In september 2022 rapporteerde de media nog vol lof dat de loonkloof nihil was (Gender wage gap almost completely closed in 2020 - in Wallonia women were earning more than men | VRT NWS: news): volgens de berichtgeving zat Vlaanderen nog maar met een loonkloof van 0,4 procent. Op 23 januari 2023 kwam het rapport voor de Hoge Werkgelegenheid naar buiten met een loonkloof van 8,5% (noot: gegevens dateren van 2018). Volgens de Europese berekeningen zitten we dan weer met een Belgische loonkloof van 5,3% (noot: dit gaat over gegevens van 2020).

Dé loonkloof bestaat dus niet…

Op het eerste zicht lijkt bovenstaande een eenduidige berekening, maar er zijn verschillende berekeningen die gebruikt worden. Zo is er een groot verschil tussen de ongecorrigeerde loonkloof die eenvoudigweg het verschil in het gemiddelde brutoloon berekent, en de gecorrigeerde loonkloof die het loonverschil corrigeert voor elementen die de loonkloof kunnen verklaren. Een veelgebruikte correctiefactor is het verschil tussen deeltijds en voltijds werk: een deeltijds loon ligt logischerwijs gemiddeld gezien lager dan het loon van een voltijds werknemer. Dat is ook zo voor het uurloon van een deeltijds werkende: dat ligt gemiddeld gezien lager dan een voltijds uurloon, om verschillende redenen, zoals het feit dat deeltijds werkenden minder kans maken om te promoveren, en dus minder kans hebben om een hoger loon te verwerven. Meer vrouwen dan mannen werken deeltijds en daarom corrigeren sommige berekeningen, waardoor de loonkloof kleiner wordt.

De vraag of zo’n correctie voor deeltijds werk terecht is, is op zich al voer voor discussie. Je kan namelijk de vraag stellen of het eigen keuze is, of eerder noodzaak, dat vrouwen sneller overschakelen naar deeltijds werk. 4 op 5 deeltijds werkenden zijn vrouwen. Volgens EUROSTAT is de belangrijkste reden de zorg voor de kinderen. Bij de mannen die deeltijds werken is de hoofdreden dat ze geen voltijdse positie kunnen vinden of dat ze nog in opleiding zijn. De vraag of deeltijds werk bij vrouwen een resultaat is van vrije keuze, is echter belangrijk. En daarmee ook de vraag of het wel gepast is dat de media vooral de gecorrigeerde loonkloof blijkt te rapporteren.

Zoals eerder vermeld rapporteerden verschillende media in september nog vol lof dat de loonkloof nihil was: volgens de berichtgeving zitten we in Vlaanderen nog maar met een loonkloof van 0,4 procent. Wie verder las, ontdekte dat deze loonkloof enkel gold voor voltijds werkenden. De loonkloof voor deeltijds werkenden is nog steeds torenhoog met zo’n 16 procent.

De Hoge Raad voor Werkgelegenheid is zich bewust van de vraagstelling rond de vrije keuze van vrouwen voor deeltijds werk. Ze belicht in haar rapport het belang van goede kinderopvang en het stimuleren van een gelijke verdeling van het ouderschapsverlof tussen beide ouders. Deze investeringen kunnen in ieder geval de noodzaak van vrouwen om deeltijds te gaan werken, helpen verlichten.

Zijn landen met een kleinere loonkloof meer gendergelijk?

Neen, niet noodzakelijk.

De loonkloof wordt soms als parameter gebruikt om aan te tonen hoe ver een land staat op gebied van gendergelijkheid. Terwijl we best trots mogen zijn dat België met haar relatief lage loonkloof (5.3%) beter scoort dan het Europese gemiddelde (Gender pay gap statistics - Statistics Explained (europa.eu)), mogen we ook niet gaan zweven. Een lage loonkloof betekent niet noodzakelijk dat we in een gendergelijk land leven.

Een reden waarom onze loonkloof zo laag is, is omdat de berekening enkel rekening houdt met wie daadwerkelijk werkt. In België is er een groot verschil tussen de tewerkstellingsgraad van hoog- en laagopgeleide vrouwen. Volgens de gegevens van STATBEL werkten in 2021 maar 26,6% van de laagopgeleide vrouwen ten opzichte van 81,9% van de hoogopgeleide vrouwen. Dat verschil bestaat ook tussen hoog- en laagopgeleide mannen, maar het is kleiner (40,5% van de laagopgeleide mannen en 86,6% van de hoogopgeleide mannen werkten in 2021). Er zitten dus relatief gezien veel meer hoogopgeleide lonen van vrouwen in de berekening van de loonkloof. Bij de mannen is de mix van hoog- en laagopgeleiden in de berekening groter.

Wanneer we in de toekomst evenveel mannen als vrouwen aan het werk krijgen - en we vooral laaggeschoolde vrouwen op de arbeidsmarkt krijgen - bestaat dus het gevaar dat de loonkloof terug groeit. Die lage lonen drukken immers het gemiddelde loon van de vrouwen, bij mannen zal dat effect kleiner zijn. Maar dat wil niet zeggen dat België daarom meer genderongelijk wordt.

Conclusie

Kortom: een kleinere loonkloof kan optreden in landen met een lagere arbeidsparticipatie van vrouwen, waar vooral vrouwen met een hoger verdienpotentieel (bv. vrouwen die beter opgeleid zijn) participeren op de arbeidsmarkt. Maar het is moeilijk te argumenteren dat deze landen meer gendergelijk zijn dan landen waarin de arbeidsparticipatie van vrouwen hoger ligt…

Lees Kims interview in Trends over dit topic hier.